De financiële opgave vraagt om een strakke begrotingsdiscipline. Om terug te keren naar een solide basis zijn stevige ingrepen nodig. In het coalitieakkoord ‘Evenwicht & Energie’ hebben we hiervoor op hoofdlijnen keuzes gemaakt. In deze begroting maken we die keuzes op basis van actuele inzichten definitief. Essentie van deze begroting is er op gericht dat de begroting realistisch is en er – behoudens onverwachte ontwikkelingen – geen sprake meer is van de grote tekorten die in de afgelopen jaren zijn opgetreden. De begroting voldoet, naast de wettelijke eisen, aan de financiële spelregels die we onszelf hebben gesteld in het coalitieakkoord.

Sociaal domein
De zorgkosten zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Met name op de onderdelen Jeugdwet en WMO zien we overschrijdingen. De zorgkosten moeten sterk worden teruggebracht. Maar wel tot een reëel niveau. We nemen daarbij de gemiddelde uitgaven van de G40 op de 3d’s inclusief BUIG als uitgangspunt. Dat betekent dat we het budget voor deze onderdelen richting 2022 met € 15,3 miljoen verhogen. De uitgaven dringen we terug tot deze realistische begrotingsbedragen. In het kader van realistisch ramen houden we rekening met het feit dat de maatregelen ondanks stevige sturing niet helemaal haalbaar blijken. Voor 2019 betekent dit dat we hiervoor een extra eenmalige overbrugging meenemen van €5 miljoen. In de jaren daarna zit dit in het volume van de maatregelen zelf. In het sociaal domein zien we ook dat een bedrag van € 4 miljoen structureel niet wordt besteed in de sociale basis en valt hierdoor vrij. Om de extra kosten te dekken voor cao Hulp bij het Huishouden en abonnementstarief eigen bijdrage is een bedrag van € 4 miljoen benodigd.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

3d/BUIG naar G40-niveau

-9,9

-14,8

-15,3

-15,3

Eenmalige overbrugging maatregelenpakket

-5,0

Onderbesteding

4,0

4,0

4,0

4,0

HbH/abonnementstarief

-4,0

-4,0

-4,0

-4,0

Verhogen budget sociaal domein

-14,9

-14,8

-15,3

-15,3

Woonlasten
Door een hoge reservepositie (uit o.a. verkoop nutsbedrijf) is het lang mogelijk geweest om de woonlasten in Eindhoven laag te houden. De middelen zijn onder meer ingezet op het onderhoud van de openbare ruimte en onderwijshuisvesting. Nu deze middelen besteed zijn, moeten we terugvallen op een andere, meer duurzame wijze van financiering van onze voorzieningen. Voor de woonlasten hanteren we - net als bij de zorgkosten - het gemiddelde van de G40 als uitgangspunt. Hiermee nemen onze inkomsten structureel toe met € 14 miljoen.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Woonlasten

14,0

14,0

14,0

14,0

Uitstroom naar werk
Werk is de beste manier om mee te doen in de samenleving. Om uitstroom uit de Participatiewet te bevorderen is het noodzakelijk dat er sprake is van goede begeleiding van mensen met een bijstandsuitkering. We zien wel dat het aantal vacatures stijgt in de regio en daarmee de vraag naar personeel op alle niveaus. Daar liggen dan ook kansen maar dat vraagt goed zicht op zowel de vraag als de mogelijkheden/competenties van mensen om te kijken waar matches te maken zijn. We kiezen daarom voor een portefeuille-overstijgende aanpak om de aansluiting tussen vraag en aanbod te optimaliseren en zo uitstroom van inwoners uit de bijstand te realiseren. Voor 2019 vertalen we dit nog niet financieel in de begroting, maar vanaf 2020 zal deze integrale aanpak ook tot financiële voordelen leiden.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Uitstroom naar werk

0,5

1,0

1,4

Basis op orde
We schonen de begroting op. Dat betekent dat we op verschillende onderdelen van de begroting de (historisch gegroeide) baten en lasten afstemmen op de actuele situatie in de markt en/of de ontwikkelingen die we op ons af zien komen. Hieronder vallen bijvoorbeeld restanten van oude taakstellingen, de invoering van de Omgevingswet, de verlenging van de geldigheidsduur van reisdocumenten en de structurele bijdrage aan de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, die voorheen uit een daarvoor bestemde reserve werd betaald. Het restant van deze reserve valt hierdoor in 2019 vrij.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Basis op orde

-0,8

-3,8

-3,6

-3,9

Gemeentefonds
In de - éénmalige - maartcirculaire 2018 zijn de financiële gevolgen van het Regeerakkoord, de Startnota en de Programmastart van het interbestuurlijk programma (IBP) verwerkt. Door de verbreding van de normeringssystematiek, oplopende ramingen voor loon-, prijs- en volumeontwikkelingen en door de intensiveringen van het Rijk die doorwerken komt extra accres voor gemeenten beschikbaar. In de meicirculaire 2018 is dit beeld geactualiseerd. We stellen de financiële ruimte voor 2019 vast op € 16,9 miljoen. Dit biedt ruimte om de personeelslasten, inkoop van goederen en diensten, subsidies en de drie decentralisaties in het sociaal domein (3d’s) te compenseren voor loon-, prijs- en volumeontwikkelingen.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Gemeentefonds

16,9

16,3

16,3

14,7

Loon-, prijs- en volume index
Indexatie is nodig om budgetten qua koopkracht op peil te houden. Bij de 3d’s hanteren we - gezien het maatregelenpakket - een regulier indexpercentage van 2% voor loon- en prijsontwikkeling. Voor WMO en jeugd komt daar 1% volumegroei bij. Ten aanzien van de personeelskosten volgen we de meest actuele cao-en premieontwikkelingen. Voor specifieke posten zoals IHP en Slim Verduurzamen Gemeentelijke Gebouwen passen we de percentages uit de raadsbesluiten toe. Voor inkoop goederen en diensten en voor subsidies passen we een index van 1% toe, wat leidt tot een efficiencytaakstelling. In totaal kennen we € 12,5 miljoen aan loon-, prijs- en volume index toe. Ten opzichte van het beschikbaar accres leidt dat –conform coalitieakkoord- tot een voordeel van € 4,3 miljoen ten opzichte van het accres gemeentefonds. In het coalitieakkoord lopen de voordelen uit indexering in de jaren 2020-2022 verder op. Onze meerjarenbegroting geeft echter het financieel beeld in constante prijzen weer (prijspeil 2019). Het voordeel dat in de begroting 2020 gaat ontstaan als gevolg van lagere indexering bestemmen we alsdan voor de voorgenomen nieuwe intensiveringen op het gebied van klimaat en energie, ruimte en mobiliteit, leefbare stad en wijken en financiën en bedrijfsvoering. Gezien de financiële positie is hiervoor in 2019 nog geen ruimte.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Loon-, prijs- en volume index

-12,5

-12,5

-12,5

-12,5

Technische actualisatie
Onder de noemer ‘ongewijzigd beleid’ voeren we jaarlijks een aantal technische actualiseringen uit ten aanzien van onder meer prijzen (p) en hoeveelheden (q) voor riolen, afval, leges, begraafplaatsrechten en grondbedrijf. Door het actualiseren (en uitschuiven) van investeringen is er een incidenteel voordeel op kapitaallasten. Daarnaast houden we in de ramingen rekening met de wettelijke taken op het gebied van het IHP. Voor 2019 is het saldo van alle mutaties praktisch nihil. In latere jaren ontstaat een nadeel vanwege o.a. doorwerking MPG 2018 (a.g.v. tussentijdse winstnemingen), reeds ingeboekt accres OZB (overlap met coalitieakkoord) en afloop van de taakstelling verkoop panden.                                                                       

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Technische actualisatie

 0,1

 -2,8

-5,2

 -5,4

Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de buffer voor tegenvallers waarvoor geen voorziening is getroffen en die niet binnen de reguliere begroting kunnen worden opgevangen. Vanwege de onverwacht hoge overschrijdingen in 2016, die na-ijlen in de jaren daarna, is een stevig beroep gedaan op het weerstandsvermogen. In de begroting 2018 is aanvulling van het weerstandsvermogen reeds meegenomen. Na actualisering van de meerjarenbegroting is gebleken dat er in 2019 maar beperkt financiële ruimte is om het weerstandsvermogen versneld aan te vullen. De beoogde extra stortingen moeten we vanaf 2020 neerwaarts bijstellen. Op basis van de huidige inzichten bereiken we de norm van 10% van het begrotingstotaal omstreeks 2028. In het najaar van 2018 volgt een discussie met de raad over de hoogte van de norm in relatie tot de risico’s.
Met het oog op het verwacht negatief rekeningresultaat over 2018 is het mogelijk dat het weerstandsvermogen in 2019 (verwacht €38 miljoen) onvoldoende is voor het geval dat alle risico’s zich tegelijk over de volle breedte voordoen (€41 tot 45 miljoen). Dat zal niet het geval zijn, maar laat wel de noodzaak zien om vast te houden aan het weer op peil brengen van het weerstandsvermogen in de komende jaren. In het verlengde van het advies van de rekenkamer is het van belang om ook stil te staan bij risico’s in de exploitatie: kwetsbaarheid van de begroting. De opstelling van de begroting dient zo veel mogelijk op basis van realistische aannames plaats te vinden. Daar wordt nu voor 2019 ook sterk op ingezet, door nog scherper te ramen op het sociaal domein inclusief maatregelen en door ‘de basis op orde brengen’, waardoor een aantal langjarige knelpunten in de begroting worden opgelost (‘schoon schip’). Er zullen altijd ontwikkelingen blijven die om bijsturing vragen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan prijsstijgingen in de markt, verdeelmodellen Rijk en aangepaste wetgeving. Daarom is er ook een P&C-cyclus zodat er op basis van realisatie bijgestuurd kan worden, maar bijsturing vraagt soms ook tijd. Daar is de functie van weerstandsvermogen ook relevant: tussentijdse tegenvallers kunnen opgevangen worden waardoor er tijd is om bij te sturen waar nodig. Een robuust weerstandsvermogen in combinatie met een realistische begroting is de basis voor een gezond financieel beleid.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Verhogen storting weerstandsvermogen

-2,8

Verlagen storting weerstandsvermogen

3,1

5,3

7,0

Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot het volgende financieel meerjarenbeeld:

x € 1 miljoen

2019

2020

2021

2022

Saldo begroting 2018

0,0

0,0

0,0

0,0

Verhogen budget sociaal domein 3d/BUIG

-14,9

-14,8

-15,3

-15,3

Verhoging woonlasten

14,0

14,0

14,0

14,0

Uitstroom naar werk

0,5

1,0

1,4

Basis op orde

-0,8

-3,8

-3,6

-3,9

Gemeentefonds

16,9

16,3

16,3

14,7

Loon-en prijsindex

-12,5

-12,5

-12,5

-12,5

Technische actualisatie

0,1

-2,8

-5,2

-5,4

Verhogen storting weerstandsvermogen

-2,8

Verlagen storting weerstandsvermogen

3,1

5,3

7,0

Saldo begroting 2019

0,0

0,0

0,0

0,0

Structureel saldo
Uitgangspunt voor provinciaal toezicht is een reëel sluitende begroting. Dit houdt in dat de begroting in evenwicht is, waarbij de jaarlijks terugkerende lasten zijn gedekt door jaarlijks terugkerende baten. Voor 2019 en verder is dit conform het overzicht van incidentele baten en lasten het geval.

(x € 1 miljoen)

2019

2020

2021

2022

Eindstand begroting 2019

0,0

0,0

0,0

0,0

Saldo incidentele baten en lasten (zie bijlage 3)

6,0

2,2

1,9

0,2

Structureel saldo

6,0

2,2

1,9

0,2

Sturen met normen
In 2019 voldoen we niet aan onze eigen norm voor het weerstandsvermogen. Voor de aanvulling van het weerstandsvermogen is een groeipad ontwikkeld. Dit lichten we nader toe in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Hierin vind u ook de wettelijk voorgeschreven kengetallen. Voor een toelichting op de kasgeldlimiet en de renterisiconorm verwijzen we naar de paragraaf Financiering.

Begrotingsbeeld 2019
De baten en lasten verdeeld naar programma’s
De gemeente Eindhoven zet alle inkomsten (€ 887 miljoen) in voor de stad, burgers, instellingen en bedrijven. Een bedrag van € 414 miljoen gaat naar onder meer hulp bij het huishouden, mensen aan het werk helpen en het  verstrekken van uitkeringen. Voor het ontwikkelen van de openbare ruimte is € 142 miljoen beschikbaar. Aan sport, cultuur en recreatie besteden we € 77 miljoen. De rest van de middelen is voor volksgezondheid en milieu (€ 58 miljoen), onderwijs (€ 33 miljoen), veiligheid (€ 28 miljoen) en economie (€ 15 miljoen).

( - = voordeel)

Lasten

Baten

Saldo

Programma (x € 1.000)

2018

2019

2018

2019

2018

2019

0    Bestuur en ondersteuning

138.816

119.479

554.432

585.245

-415.616

-465.766

1    Veiligheid

28.253

28.391

1.929

1.711

26.324

26.680

2    Verkeer, vervoer en waterstaat

48.059

43.781

42.360

6.084

5.699

37.697

3    Economie

14.442

14.935

10.977

13.023

3.465

1.912

4    Onderwijs

29.321

32.866

5.919

7.021

23.402

25.845

5    Sport, cultuur en recreatie

77.193

77.316

16.700

15.857

60.493

61.459

6    Sociaal domein

402.796

414.259

131.681

122.096

271.115

292.163

7    Volksgezondheid en milieu

55.319

57.552

45.236

47.250

10.083

10.302

8    Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening

99.795

98.389

84.760

88.681

15.035

9.708

Totaal

893.994

886.968

893.994

886.968

0

0

De baten en lasten verdeeld naar categorieën

Ruim de helft van de baten ontvangt de gemeente van het Rijk. Voor een deel zijn de middelen van het Rijk vrij besteedbaar. Dit is het gemeentefonds en bedraagt in 2019 €468 miljoen. Hierin zit ook de integratie-uitkering sociaal domein voor de decentralisaties. Daarnaast ontvangt de gemeente Eindhoven €121 miljoen van het Rijk voor specifieke doeleinden, zoals de bijstand. Van burgers en bedrijven ontvangt de gemeente €143 miljoen in de vorm van o.a. Onroerende Zaak Belasting, afvalstoffenheffing, rioolrechten en leges bouwvergunningen. We onttrekken €23 miljoen aan onze reserves voor eerder vastgestelde projecten en storten ook weer €18 miljoen. De personeelslasten lijken fors te stijgen. Oorzaken liggen echter in autonome cao-ontwikkelingen en de reële raming voor inhuur, zoals aangekondigd in de raadsinformatiebrief ‘Opbouw Begroting 2019’. Na doorbelasting richting projecten bedragen de netto personeelslasten €143,7 miljoen (2017: €140,8 miljoen). Deze raming blijft onder de bovengrens zoals vastgesteld bij de jaarrekening 2017. Een toelichting hierop treft u aan in bijlage 1.

Lasten (x €1.000)

2018

2019

Baten (x €1.000)

2018

2019

Personeelslasten *

 155.193

 165.924

Uitkeringen gemeentefonds

 437.142

 462.799

Kapitaallasten

 44.087

 42.796

Overige rijksbijdragen

 150.391

 121.108

Goederen en diensten

 196.092

 196.693

Belastingen en heffingen

 127.173

 142.321

Subsidies en overdrachten

 416.046

 426.954

Goederen en diensten

 109.053

 103.914

Overig

 19.998

 23.272

Overige overdrachten

 10.305

 7.542

Storting in voorzieningen

 14.646

 13.358

Overig

 26.993

 26.046

Storting in reserves

 47.932

 17.971

Onttrekkingen aan reserves

 32.937

 23.238

Totaal

 893.994

 886.968

Totaal

893.994

886.968

* realisatie 2017 165.649