In deze paragraaf staan het treasurybeleid en het risicobeheer van de financieringsportefeuille centraal. De komende jaren is als gevolg van investeringen een liquiditeitenuitstroom te verwachten. De leningenportefeuille neemt hierdoor toe. Dit zal druk leggen op het rentebudget. Voor 2019 blijven we binnen de gestelde wettelijke normen op het gebied van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). Het belangrijkste uitgangspunt van deze wet is het beheersen van de (mogelijk) uit de treasuryfunctie voortvloeiende risico’s. De wet Fido wil grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen vermijden. De wet kent een onderscheid tussen regels voor korte en lange financiering. Het wettelijk kader is verder uitgewerkt in het treasurystatuut van de gemeente Eindhoven, dat in 2015 is vastgesteld. Hierin staan de doelstellingen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de administratieve organisatie rond het beheer van liquiditeiten van de gemeente op korte en lange termijn.

Liquiditeiten

De gemeente Eindhoven werkt vanuit totaalfinanciering. Alle gemeentelijke inkomsten en uitgaven werden hierbij gesaldeerd voordat we ons op de geld- of kapitaalmarkt begeven. Goed inzicht in het verloop van inkomsten en uitgaven leidt tot betere sturing op de benodigde liquiditeiten voor de komende jaren, de aan te trekken externe financiering en de ontwikkeling van de rentekosten. De verwachte uitstroom in 2019 bedraagt € 85 miljoen, waarvan € 36 miljoen geherfinancierd wordt als gevolg van vervallende leningen. De liquiditeitsprognose is opgesteld met de cijfers uit deze begroting en het meerjarenplan stedelijk. Bij de investeringen is rekening gehouden met temporisering. De liquiditeitsprognose wordt gedurende het jaar regelmatig geactualiseerd.

Liquiditeitsprognose 2019 (x € 1 miljoen)

Inkomsten exploitatie

843

Uitgaven exploitatie

-822

Subtotaal: kasstroom exploitatie

21

Financiële kasstroom

-36

Subtotaal: kasstroom vóór investeringen

-15

Netto investeringen economisch en maatschappelijk nut

-70

Totaal netto kasstroom (-/- betekent lenen)

-85

We hebben geen structurele kasoverschotten. Mocht een tijdelijk kasoverschot gemiddeld over een kwartaal boven € 4,5 miljoen uitkomen, dan moet het meerdere bij de Staat worden afgestort tegen een minimale rentevergoeding. Door middel van een liquiditeitsplanning op dagbasis wordt gestuurd op een saldo dat gemiddeld onder de limiet ligt.

Kasgeldlimiet en renterisiconorm
Gemeenten mogen maximaal 8,5% van het begrotingstotaal lenen via kortlopende leningen (korter dan 1 jaar). Als de kasgeldlimiet in drie achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden, moet de gemeente maatregelen nemen (zoals het aantrekken van langlopende leningen). Voor 2019 bedraagt de kasgeldlimiet € 76,0 miljoen. Gezien de historisch lage rente op kortlopende geldleningen (<0%) zal de kasgeldlimiet zo goed mogelijk worden benut.

Door de renterisiconorm komen gemeenten tot een dusdanige opbouw van de langlopende leningenportefeuille dat tegenvallers als gevolg van renteaanpassing en herfinanciering in voldoende mate worden beperkt. Het totaal aan aflossing en herfinanciering mag jaarlijks maximaal 20% zijn van het begrotingstotaal. De renterisiconorm wordt voor 2019 begroot op € 178,8 miljoen. In 2019 blijven we binnen de norm. De te betalen aflossingen bedragen € 37 miljoen en er zijn geen renteherzieningen. Op basis van de liquiditeitsprognose zal in 2019 maximaal € 40 miljoen aan extra nieuwe langlopende leningen afgesloten worden naast € 36 miljoen herfinanciering. De hiermee gepaard gaande rentekosten zijn structureel begroot. Zolang de lange rente laag blijft, zullen leningen met looptijden langer dan 10 jaar worden aangetrokken. Op deze manier wordt langjarig het renterisico afgedekt. Door een goede spreiding van de looptijd wordt flexibiliteit in de toekomst behouden tegen zo laag mogelijke rentekosten. Het streven is om jaarlijks maximaal € 50 miljoen af te lossen op leningen waarvoor herfinanciering nodig is. Het jaarlijkse renterisico is daardoor beperkt.

BBV wijzigingen en interne rentetoerekening
De rentekosten van het eigen vermogen en de leningenportefeuille worden doorberekend via de interne rekenrente. De commissie BBV heeft in 2016 de berekening van de interne rente exact voorgeschreven. De rentekosten worden omgeslagen over de activa die integraal zijn gefinancierd. In 2019 daalt het percentage naar 1,15%. Doordat de afgelopen jaren herfinanciering is aangetrokken tegen lagere percentages dan de af te lossen leningen, is de gemiddelde rente op de leningenportefeuille jaar op jaar gedaald. Voor grondexploitaties heeft de commissie eveneens voorgeschreven hoe dit percentage berekend moet worden. Het percentage voor het grondbedrijf komt voor 2019 uit op 1,5%. Onderstaand schema geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en het taakveld treasury wordt toegerekend.

Schema rentetoerekening begroting 2019 (x € 1 miljoen)

Saldo externe rente lasten en baten

-10,3

Rente over eigen vermogen en voorzieningen

-3,2

Totale netto rentekosten op taakveld treasury

-13,5

Doorbelaste rente naar grondexploitaties en projectfinanciering

4,6

Doorbelaste rente naar activa via renteomslag

8,1

Renteresultaat op taakveld Treasury

-0,7

Verstrekte Leningen en garanties aan derden
Het verstrekken van leningen en garanties aan derden is alleen toegestaan voor de publieke taak. Gezien de risico’s zijn we hierin terughoudend. Begin 2019 heeft de gemeente voor € 43 miljoen aan leningen versterkt aan derden. Van dit bedrag is € 16 miljoen uitgeleend aan Eindhovense woningbouwcorporaties, waarvan € 4 miljoen is afgesloten met WSW-garantie. Dit zijn leningen van voor 2000. Sinds die tijd trekken woningbouwcorporaties hun leningen rechtstreeks bij banken aan met borging van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Rijk en gemeenten staan samen garant voor het WSW via de achtervangpositie. Eindhoven neemt eind 2017 voor een bedrag van € 1,25 miljard de achtervangpositie in. Momenteel zijn er geen signalen dat deze achtervangpositie zal worden aangesproken. Begin 2019 is voor een bedrag van € 16 miljoen aan leningen gegarandeerd aan instellingen die actief zijn op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, sport en cultuur. De garanties zijn deels verstrekt met hypothecaire zekerheid.
Op de uitstaande leningen en garanties loopt de gemeente kredietrisico. Daarom wordt over (een deel van) de lopende leningen en garanties jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht bij de geldnemers. Die premies worden gestort in de reserve algemene risico’s garanties en geldleningen. Als de gemeente wordt aangesproken op haar garantie, of een lening niet wordt afgelost, komt dit verlies ten laste van deze voorziening. De solvabiliteit van de geldnemers en de (hypothecaire) zekerheden voor de gemeente bepalen de hoogte van de reserve (€ 2,4 miljoen). Dit wordt voldoende geacht voor het afdekken van de risico’s.